Drie mythes over roeimachines ontkracht
Mythe 1: een demperinstelling van 10 geeft je de beste training
Realiteit: een demperinstelling van 3 tot 5 geeft waarschijnlijk de beste training. Te vaak zien we indoor roeiers ingesteld op 10, omdat de sporter denkt dat een hoger aantal uitdagender moet zijn (of hen zal belonen met een betere tijd). De echte uitdaging is om het vliegwiel te versnellen bij een lagere demperinstelling, waar kracht moet worden uitgeoefend, zoals in een slanke, snelle, roeiboot. Een demperinstelling van 10 lijkt meer op een langzame zware roeiboot - nog steeds een training, maar meer een krachttraining dan een cardiovasculaire training. Houd in gedachten: de beste roeiers ter wereld die deelnemen aan de Olympische Spelen, roeien hun wedstrijden niet op de stand 10! Pas het aan, streef naar 3 tot 5.
Probeer dit: roei 100 meter bij verschillende demperinstellingen: 1, 3, 5, 7 en 9. Houd je aantal slagen per minuut (spm) op 24. Wat voelt anders? Welke demperinstelling gaf je de beste tijd? Houd er rekening mee dat je misschien nog steeds de demperinstelling wilt wijzigen voor langere trainingen. Lees hier meer!
Mythe 2: hoe hoger het aantal slagen, hoe beter de training
Realiteit: het gaat er niet om hoe hoog je cadans is, het gaat erom hoe hard je haalt. Snel heen en weer rijden op de monorail zonder kracht te leveren wordt "racen" genoemd. Je creëert kracht wanneer het vliegwiel - niet jij - sneller draait, wat een betere training betekent. In plaats van je zorgen te maken over hoe snel je heen en weer kunt gaan op de monorail, neem je de tijd om je te concentreren op het leveren van zoveel mogelijk vermogen tijdens de haal. Een goede verhouding haal-oprijden is 1 op 2. Het naar voren rijden duurt 2 maal zo lang als de haal. goed tempo of ritme (in slagen per minuut, of spm) voor de meeste trainingen is 24 - 30 spm.
Probeer dit: begin met een hoog ritme (ongeveer 28 - 30 spm) te roeien en noteer je tempo per 500 meter. Verlaag elke minuut je slagfrequentie met twee slagen (30, 28, 26, enz.) en probeer dezelfde score aan te houden. Dit daagt je uit om vermogen te genereren met lage slagfrequenties. Als je deze efficiëntie kunt handhaven, zou je algehele tempo moeten verbeteren.
Mythe 3: de indoor roeimachine is te gemakkelijk voor mij
Realiteit: op de indoor roeimachine is het de gebruiker die de intensiteit creëert. Hoe harder je roeit, hoe meer luchtweerstand wordt gegenereerd en hoe meer weerstand je voelt. Het is net als in een boot: hoe harder je trekt en hoe sneller de boot beweegt, hoe meer weerstand het water geeft op de romp van de boot. In beide gevallen, als het te gemakkelijk aanvoelt, is dat omdat je niet hard genoeg roeit. Dit is gebruikelijk als je voor het eerst de indoor roeimachine probeert; het kan een paar sessies duren om de techniek onder de knie te krijgen en op het punt te komen dat je je benen, romp en armen effectief kunt gebruiken om het vliegwiel te versnellen. Deze door de gebruiker geregelde intensiteit maakt de indoor roeier zo veelzijdig - hij kan door iedereen worden gebruikt, van revalidatiepatiënten tot Olympische atleten. En het kan worden gebruikt voor alle soorten trainingen, van lange rustige stukken tot korte, intense intervallen.
Probeer dit: concentreer je op het gebruik van je benen, romp en armen om het vliegwiel te versnellen. Probeer het dubbele van je gewicht (in kg) in watt te roeien. Probeer dit wattage vast te houden terwijl je het aantal slagen per minuut omlaag brengt. Bekijk ook onze video over roeien met een grotere intensiteit.