- ODAM
- ODAM
Opklikbaar Druk Aanpassend Mechanisme: De ODAM glijdt de steel op en af en past over de huls om de binnenlengte van een riem of scull snel aan te passen. Eén ODAM toevoegen vergroot de binnenlengte met 1 cm. Dit vermindert de druk die je op de riem(en) voelt. - Dolhoogte
- Verticale afstand vanaf het laagste punt op de voorkant van de bank op de voorstop-positie tot aan het middelste punt van de dolpot. Dit bepaalt de hoogte van je handen tijdens de trekfase van de haal, als het blad net onder water is. Zijn je handen te laag? Dan heb je geen ruimte om je riem te bewegen en je riem geklipt te houden. Zijn ze te hoog? Dan voelt het onprettig als je door het water trekt, en je riemen kunnen uitwassen (voortijdig uit het water komen) tijdens de haal.
- Binnenlengte
- De afstand vanaf het einde van de hendel tot de blad-kant van de manchet of ODAM. Hoe groter de binnenlengte, des te lichter de riem aanvoelt in je handen, en des te lichter je druk als je door het water trekt.
- Druk
- Ook wel ‘afstelling’ genoemd. Zoals de afstelling van een fiets de kracht bepaalt die je voelt op de trappers, zo bepaalt de druk gedefinieerd door zekere afstellingsopmetingen de kracht die je voelt op de riemhendel. Je kunt de druk bijvoorbeeld vergroten door elk van de volgende stappen: verlaag de binnenlengte; verhoog de buitenlengte; vergroot je bereik; gebruik een langere riem zonder je binnenlengte of wijdte te veranderen.
- Buitenlengte
- De afstand vanaf het uiteinde van het blad tot de blad-kant van de manchet of ODAM. Hoe groter de buitenlengte, des te zwaarder de riem aanvoelt, en des te groter je druk is.
- Overlap
- De mate waarin de handen elkaar kruisen in het midden van de haal. De overlap is een functie van de binnenlengte en de span en wordt doorgaans omschreven als de helft van het verschil tussen de span en tweemaal de binnenlengte. Door de binnenlengte te vergroten, vergroot je ook de overlap, tenzij je de span tegelijkertijd ook vergroot. Overlap is een kwestie van persoonlijke voorkeur, maar het wordt doorgaans aangeraden om hem tussen 12 en 20 cm te houden. Over het algemeen roeien langere mensen met meer overlap en kleinere mensen met minder.
- Dolpin
- De verticale as die uitsteekt vanaf het eind van de rigger waar de dol omheen roteert. De uitdrukking “door de dolpin” verwijst naar de relatieve positie van de dolpinnen en je bank aan het begin van de haal. Beweegt je bank richting het achtersteven van de dolpinnen? Dan wordt gezegd dat je “door de dolpin” roeit.
- Totale bladhoek
- De hoek van het blad ten opzichte van de loodlijn tijdens de trekfase van de haal. Dit is het netto-resultaat van de totale bladhoek in de riem zelf en de totale bladhoek in de dol en in de dolpin. Een te grote totale bladhoek maakt het lastig om het blad volledig onder te dompelen; een te kleine totale bladhoek maakt het te gemakkelijk om te diep door het water te trekken.
- Span
- De afstand tussen de twee dolpinnen op een scull, of de afstand tussen de dolpin en de middelste lijn van een boordroeiboot. De span en de instelling van de binnenlengte beïnvloeden elkaar om de overlap van je handen te bepalen als de riemen evenwijdig aan de boot zijn. Bovendien, hoe groter de snelheid, des te kleiner de boog waarmee je bladen door het water gaan.